Medicamenteuze behandeling van Long COVID
Een medische interventie heeft het doel een primaire oorzaak (Fig. 1) aan te pakken, een secundaire orgaanschade of functiestoornis te behandelen, of specifieke symptomen te bestrijden. Via onderstaande button is een overzicht te vinden van de potentiële ‘off-label’ medicamenteuze behandelingen die onderzocht zijn bij Long COVID.
In dat overzicht en in de tekst hieronder worden de behandelingen gegroepeerd per target en kort toegelicht. De studies die behoren bij de vetgedrukte medicamenteuze behandelingen op deze webpagina zijn te vinden in het overzicht potentiële Medicamenteuze “Off-label” behandelingen van Long COVID.
Figuur 1 Aangrijpingspunten van behandelingen van LC op basis van Primaire verstoringen in het lichaam (Neys, 2024):
- Persisterend(e) virus(deeltjes): 6,7- Ontregeld immuunsysteem, auto-immuniteit: 1,2,3,4,5,8
- Stolling, vaatwandbeschadiging: 9
- Reactivatie van latente herpesvirussen: 10
Persisterend(e) virus(deeltjes)/TorS
Een logische therapie zou zijn om de mogelijk aanwezige virussen of virusdeeltjes te behandelen met proteaseremmers zoals nirmatrelvir/ritonavir (NMV/r; Paxlovid[1]) of aciclovir. In twee casestudies wordt een gunstig effect gezien op de symptomen bij LC-patiënten: afname van symptomen en een afname van IgG- en IgM-spiegels. Maar in een recente dubbelblinde, placebogecontroleerde RCT (Geng, 2024) zag men geen duidelijke afname van symptomen in de behandelgroep ten opzichte van de placebogroep[2]. Ook zijn er nog aanvullende analyses van objectieve biomarkers gedaan, maar deze resultaten volgen nog. Het teleurstellende effect in deze studie kan mogelijk komen omdat voor een goede eliminatie van het virus mogelijk een veel langere behandeling dan twee weken nodig is. Bij hepatitis C bijvoorbeeld is acht tot twaalf weken antivirale therapie nodig om het virus volledig uit het lichaam te verwijderen. Als het virus in langlevende cellen blijft, kan voortdurende onderdrukking zelfs nodig zijn, vergelijkbaar met HIV-behandeling (Proal, 2025). Ook weten we nog te weinig over hoe goed antivirale middelen doordringen in lichaamsweefsels waar het virus zich schuil kan houden. In deze studie werden bovendien géén virusresten gevonden in de ontlasting van de deelnemende patiënten. Andere mogelijke virusreservoirs zijn niet onderzocht. Geavanceerde tests om te zoeken naar virusreservoirs in het lichaam kunnen in de toekomst helpen om patiënten te identificeren die mogelijk profiteren van antivirale therapieën.
Naast proteaseremmers onderzoekt men ook het mogelijke effect van middelen met antivirale eigenschappen, zoals rapamycine (Sirolimus). Rapamycine is een remmer van mTOR, een belangrijke regulator van het verouderingsproces. Het wordt gebruikt na orgaantransplantatie om afstoting te voorkomen en als kankertherapie. Lage doseringen rapamycine toonden duidelijke antivirale effecten en boden bescherming bij het ontstaan van LC. Een Amerikaanse onderzoeksgroep, bekend vanwege haar LC-expertise, heeft via PolyBio geld gekregen voor een placebogecontroleerde RCT naar het effect van rapamycine bij LC.
Ook vele andere studies met virusremmers en stoffen met antivirale activiteit zijn nog in de pijplijn (Proal, 2025; Kumar 2025). Monoklonale antilichamen zouden het virus kunnen neutraliseren of het immuunsysteem helpen om geïnfecteerde cellen te verwijderen. Ook immuuntherapieën, zoals cytokinetherapie, of immuunmodulators kunnen mogelijk het immuunsysteem herstellen en helpen bij het opruimen van virusrestanten in het lichaam. Innovatieve technieken zoals CRISPR[3] zouden aanhoudend viraal RNA bij LC-patiënten kunnen deactiveren, maar dit is nog in een experimenteel stadium en vereist veel verder onderzoek.
Volgens de bovengenoemde Amerikaanse onderzoeksgroep is waarschijnlijk een combinatie van antivirale middelen met monoklonale antilichamen en/of immuuntherapieën nodig om het persisterende virus zo effectief mogelijk te bestrijden. (Proal, 2025)
Twee meta-analyses[4] beschrijven dat het geven van een vaccin tegen corona aan LC-patiënten een wisselend of geen invloed heeft op de klachten van LC. Wel komt vaker verbetering dan verslechtering van klachten voor. In een placebogecontroleerde open cohortstudie zag men een gunstig effect van vaccinatie bij LC-patiënten.
Verstoord immuunsysteem, auto-immuniteit
Een ontregeld immuunsysteem speelt waarschijnlijk een centrale rol bij het ontstaan van Long COVID. Studies tonen aan dat het immuunsysteem deels overmatig geactiveerd is en deels uitgeput is. Ook worden bij patiënten autoreactieve antistoffen aangetroffen (zie ‘Hoe ontstaat Long COVID’).
Dit zou kunnen verklaren waarom veel patiënten last houden van ontstekingen, die op hun beurt weer schade aanrichten in de rest van het lichaam. Ontstekingsremmers of stoffen met immuunmodulerende werking zouden hierbij kunnen helpen.
Corticosteroïden (prednison) lieten in een Spaanse casestudie een normalisering van het immuunprofiel in het bloed zien en een vermindering van klachten.
Bij een deel van de LC-patiënten ziet men een verhoogde mestcelactiviteit (Neys 2024), waarbij histamine en andere stoffen vrijkomen die voor ontstekingen en andere klachten kunnen zorgen. Symptomen van LC lijken vaak op die van het mestcelactivatiesyndroom (MCAS). Het gebruik van antihistaminica kan verlichting van symptomen geven. In een placebogecontroleerde, gerandomiseerde studie (RCT) bij LC-patiënten na ziekenhuisopname gaf een behandeling met famotidine een verbetering van de scores op cognitief functioneren.
Door middel van Heparine-geïnduceerde extracorporeale LDL/fibrinogeen (HELP)- aferese wordt bloed via een filter gezuiverd van onder andere virusdeeltjes, fibrinogeen, cytokines en microstolsels. In een Duitse cohortstudie zag men na twee aferesebehandelingen (met antistollingsmedicatie) een klinische verbetering, geassocieerd met onder andere vermindering van autoantistoffen, ontstekingsmarkers, microstolsels en fibrinogeen. Deze behandeling heeft echter ook nadelen. Het is een ingrijpende en kostbare methode die vooral in Duitsland wordt toegepast bij LC. Duurzame effecten zijn echter nog niet aangetoond. Omdat de behandeling gecombineerd wordt met antistollingsmiddelen moet men zich realiseren dat ook een goede medische begeleiding nodig is (liefst bij de behandelaar waar ook de aferese plaatsvindt) vanwege de hogere bloedingsneiging.
Een ander middel – BC007 – neutraliseert de autoantistoffen die de G-proteïnegekoppelde receptor (GPCR) activeren. Dit zogenaamde ‘James Bond-middel’ is ontwikkeld in Duitsland voor de behandeling van een bepaalde vorm van hartfalen veroorzaakt door GPCR-autoantistoffen (GPCR-AAS). Deze autoantistoffen werden ook gevonden bij glaucoom. Toen een LC-patiënt behandeld werd voor glaucoom bleek dat na één behandeling met BC007 ook zijn LC-klachten verdwenen. Inmiddels zijn meerdere LC-patiënten succesvol met BC007 behandeld. Een verklaring hiervoor is dat bij een deel van de LC-patiënten ook verhoogde niveaus van GPCR-autoantistoffen zijn gevonden. Deze antistoffen zouden een rol kunnen spelen in het ontwikkelen van symptomen zoals hartkloppingen, kortademigheid en vermoeidheid. Uit een recent dubbelblind, placebogecontroleerd onderzoek (reCOVer-studie) blijkt dat het middel BC007 direct na de behandeling het verwachte antistollingseffect vertoonde. Daarnaast zag men een duidelijke verbetering van vermoeidheid, de ernst ervan en hun kwaliteit van leven. BC007 werd goed verdragen en er werden geen ernstige bijwerkingen gerapporteerd. De resultaten suggereren dat BC007 een nieuwe, oorzakelijke behandeling kan bieden voor een auto-immuun subgroep van LC-patiënten. Hoewel er in deze studie een positief effect van BC007 werd waargenomen, toonde een andere Fase II-studie (BLOC) van Berlin Cures GmbH geen beter resultaat vergeleken met een placebo, zoals aangekondigd in een persbericht (zie website C-support). Beide onderzoeken richtten zich op LC-patiënten met aantoonbare GPCR-autoantistoffen, maar er waren belangrijke verschillen in studieopzet, inclusiecriteria voor vermoeidheid en duur van symptomen. Bovendien sloot de ReCOVer-studie patiënten met orgaanbeschadiging uit, terwijl dit in de BLOC-studie niet werd gedaan. Deze verschillen kunnen de tegenstrijdige resultaten verklaren. Op dit moment ontbreken nog gedetailleerde gegevens over de uitkomsten van het BLOC-onderzoek.
Lage dosis Naltrexon (LDN), een antiverslavingsmiddel, lijkt in zeer lage doses (microdosing) veelbelovende effecten te hebben bij LC. Men veronderstelt dat LDN het immuunsysteem kan reguleren en mogelijk ontstekingen kan verminderen. In een cohortstudie werd bij 52 LC-patiënten het effect voor en na behandeling gemeten. Ze rapporteerden hun beperkingen en klachten met de Likert scale-vragenlijst. Na LDN-behandeling lijken klachten te verminderen en het dagelijks functioneren te verbeteren.
In een overzichtsartikel beschrijven onderzoekers de gunstige antioxidante, ontstekingsremmende en immunostimulerende eigenschappen van de voedingssupplementen hydroxytyrosol en L-arginine bij LC. Het bewijs met gerandomiseerde RCTs ontbreekt nog.
In Fig. 1 worden verschillende andere mogelijke immuunmodulerende therapieën genoemd. Onderzoeken naar effecten van verschillende algemene of specifieke immuunmodulators zijn nog lopend of moeten nog opgezet worden (Yong, 2023).
Microstolsels en vaatwandschade
Aferese zoals hierboven beschreven heeft een antistollingswerking en filtert microklonters uit het bloed.
Het middel Sulodexine bevat twee werkzame bestanddelen die een gunstig effect hebben op het fibrinolytische systeem, bloedplaatjes, endotheelcellen en ontsteking in arteriële en veneuze perifere ziekten. In een open multicentrische studie onderzocht men in een groep LC-patiënten met bewezen vaatwandbeschadiging het effect van een Sulodexine-behandeling versus geen behandeling. Na drie weken zag men een gunstig effect van Sulodexine op onder andere endotheelfunctie en fibrinolyse ten opzichte van de controlegroep. Deze verbetering ging samen met het herstel van pijn op de borst en hartkloppingen.
Verstoord darmmicrobioom
Om de darmflora te herstellen of verbeteren kun je synbiotica gebruiken. Dit is een combinatie van prebiotica (vezels die de activiteit van gunstige bacteriën verhogen) en probiotica (die gunstige bacteriën bevatten). In een overzichtsartikel wordt beschreven hoe deze middelen de disbalans in het darmmicrobioom mogelijk kunnen herstellen.
Recent is ook een dubbelblinde placebogecontroleerde RCT gepubliceerd over het effect van SIM01 (een synbioticum) bij LC. Het gebruik van SIM01 verbeterde de balans in de darmflora: meer gunstige bacteriën, meer diversiteit in bacteriesoorten en minder slechte bacteriën. Ook daalde het totaal aantal genen die bacteriën resistent maken tegen antibiotica (het ‘resistoom’). Dit is belangrijk, omdat minder antibioticaresistentie goed is voor de algehele gezondheid. Dit ging samen met vermindering van klachten zoals vermoeidheid en concentratieproblemen. In de placebogroep werden deze verbeteringen niet gezien. Dit wijst erop dat SIM01 kan bijdragen aan een betere darmgezondheid en verlichting van LC-klachten.
Disfunctie van de mitochondriën
AXA1125 is een combinatie van vijf aminozuren en is ontworpen om de functie van cellen te verbeteren door mitochondriën (de ‘energiefabriekjes’ van de cel) beter te laten werken en oxidatieve stress (een vorm van celbeschadiging) te verminderen. Deze dubbelblinde, placebogecontroleerde RCT richtte zich op LC- patiënten die vooral last hadden van vermoeidheid. Mensen die AXA1125 kregen, hadden aanzienlijk lagere vermoeidheidsscores (gemeten met de CFQ-11-vragenlijst) dan degenen die placebo kregen. Er werd helaas geen effect gezien op spierherstel na matige inspanning. Er wordt een grotere RCT voorbereid – een studie uitgevoerd in meerdere centra met een grotere groep patiënten – om deze resultaten verder te onderzoeken.
Dysautonomie, POTS
Dysautonomie is de ontregeling van het autonoom zenuwstelsel dat vanuit de hersenstam alle automatische functies in ons lichaam aanstuurt, zoals bloeddrukregulatie, spijsvertering en ademhaling. Bij LC-patiënten lijkt de ‘rustige kant’ van het autonoom zenuwstelsel (de ‘parasympathicus’) vooral te worden onderdrukt, terwijl de ‘actieve kant’ (de ‘sympathicus’) geactiveerd lijkt te worden. Posturaal orthostatisch tachycardiesyndroom (POTS) is een voorbeeld van dysautonomie. Het kenmerkt zich door extreme hartslagstijging wanneer iemand van liggende naar staande positie gaat (dit heet ‘orthostatische tachycardie’, OT). Dit gaat vaak samen met duizeligheid, vermoeidheid en soms flauwvallen. Bij POTS gaat er iets mis met het terugstromen van het bloed vanuit de benen naar het hart en de hersenen (zie ook bij ‘Ontstaan Long COVID’ het stukje over dysautonomie). De behandeling van POTS richt zich vooral op symptoombestrijding. Naast niet-medicamenteuze middelen zoals steunkousen en extra inname van vocht en zout, kunnen medicijnen verlichting van symptomen geven. Twee overzichtsartikelen beschrijven welke behandelingen het beste passen bij bepaalde symptomen van dysautonomie: een lage dosis bètablokkers (met name metoprolol of propranolol) is geschikt bij orthostatische tachycardie. Voor mensen met sudomotorische symptomen (problemen met zweten) en vasomotorische symptomen (problemen met bloedvatregulatie) kan vasopressine een geschiktere keuze zijn. Andere mogelijke medicijnen worden genoemd in Tabel 1. Zo worden SSRI’s soms ook overwogen als behandeling voor POTS, vooral bij patiënten die tevens klachten zoals angst of depressie hebben. Een mogelijk mechanisme waarom SSRI’s ook op POTS een gunstig effect zouden kunnen hebben, is via verhoogde vasoconstrictie.
Een publicatie uit 2024 geeft een overzicht van op dat moment nog lopende onderzoeken naar verschillende behandelingen voor dysautonomie bij LC (Fedorowski, 2024).
Bij een Stellatumblokkade verdooft de anesthesioloog een zenuwknoopje (ganglion stellatum) in de hals. Deze zenuwknoop is onderdeel van het sympatische zenuwstelsel. Deze ingreep gaf bij twee LC-patiënten een aanzienlijke verlichting van klachten die horen bij dysautonomie. Een nieuwe studie naar het effect van stellatumblokkade met 0,5% bupivacaine is gestart in de V.S. Resultaten zijn nog niet bekend.
Ook waren de eerste resultaten naar effecten van transcutane vagale zenuwstimulatie (t-VNS) bij LC positief: het idee is om de verhoogde sympathische activiteit bij LC-patiënten te onderdrukken door de parasympatische activiteit via prikkeling van de nervus vagus te verhogen. Symptomen van dysautonomie werden minder in een eerste verkennende studie. Meer onderzoek naar deze behandelingsmethode is onlangs gestart in Turkije.
Zuurstofopname
Hyperbare zuurstoftherapie (afgekort HBOT) is een behandeling waarbij een patiënt onder verhoogde druk zuurstof inademt. HBOT verhoogt de hoeveelheid zuurstof in het bloed, vermindert ontstekingen, stimuleert celherstel en bevordert de groei van zenuwcellen en bloedvaten. Dit maakt het een veelbelovende behandeling voor aandoeningen waarbij zuurstoftekort of ontstekingen een rol spelen.
Inmiddels is door een sham-gecontroleerde RCT aangetoond dat HBOT positieve effecten kan hebben bij LC-patiënten met cognitieve klachten, zoals vermoeidheid, concentratieproblemen en overprikkelingsverschijnselen. Recent zijn de resultaten verschenen van een open studie in Nederland met 232 deelnemers. Ook hieruit blijkt dat HBOT effectief kan zijn voor mensen met hardnekkige klachten door Long COVID, vooral voor problemen met concentratie en vermoeidheid. Het is echter een intensieve behandeling die niet voor iedereen geschikt is en bijwerkingen kan geven. In het Nederlandse onderzoek rapporteerde zelfs 15% van de patiënten een afname in kwaliteit van leven na behandeling. Meer onderzoek is nodig om te bepalen welke mensen het meeste baat hebben bij HBOT en of de behandeling op de lange termijn veilig is.
Depressieve klachten, lage serotoninespiegel
SSRI’s staan voor ‘Selectieve Serotonine Reuptake Inhibitors’. Dit zijn medicijnen die de heropname van serotonine vertragen. Ze worden over het algemeen voorgeschreven bij depressies en angststoornissen omdat ze de hoeveelheid serotonine in de hersenen verhogen en daardoor een gunstig effect hebben op stemming en emotie.
Men veronderstelt dat SSRI’s ook een gunstige invloed zouden kunnen hebben bij LC-patiënten. Dit onder meer omdat er een biochemisch verband bestaat tussen verschillende neurotransmittersystemen (waaronder serotonine) en delen van het immuunsysteem. Een verklaring voor een mogelijk gunstig effect van SSRI’s bij LC is dat zij het ‘serotoninepad’ (omzetting tryptofaan naar serotonine) activeren en daarmee het ‘kynureninepad’ (KP), omzetting tryptofaan naar onder andere kynurenine, afremmen. (zie blog november 2023 ‘De rol van het enzym IDO-2’). Dit KP is vaak overactief bij LC en houdt ontstekingen in stand. Daarnaast zijn er ook nog andere mechanismen die pleiten voor een gunstig effect van SSRI’s bij LC-patiënten (Hashimoto, 2022).
Vooral na het onderzoek van neuropsychiater Carla Rus (Rus, 2023), dat ook in het NRC werd beschreven, is in Nederland het gebruik van een SSRI voor de behandeling van LC in de belangstelling gekomen. Tot nu toe is het klinische effect van SSRI’s gebaseerd op een enkele open studie, waarbij het effect van verschillende SSRI-behandelingen bij 95 LC-patiënten is onderzocht. Deze patiënten hadden zichzelf aangemeld en er is alleen gekeken naar wat patiënten zelf achteraf rapporteerden over het door hen ervaren effect. De resultaten waren veelbelovend, maar de ervaring leert dat het placebo-effect vaak groot is bij dergelijke subjectieve klachten.
Uit een Italiaanse studie bleek dat Vortioxetine (met serotonerge activiteit[5]) kan helpen bij LC-patiënten met depressieve klachten. Ze hadden minder last van depressieve klachten, en hun denkvermogen en lichamelijke klachten verbeterden. Dit ging samen met gedaalde ontstekingswaarden in het bloed. Een gerandomiseerd, placebogecontroleerd onderzoek is echter nodig om dit gunstige effect van SSRI’s en serotonerge middelen te bevestigen.
Een Canadese dubbelblind-placebo vergelijkende RCT liet zien dat Vortioxetine leidde tot significante verbetering van cognitieve klachten bij LC-patiënten, vooral bij degenen met metabole disfunctie, verhoogde ontstekingsmarkers en een hoge BMI. Dit suggereert dat Vortioxetine mogelijk een veelbelovende behandeling kan zijn voor cognitieve problemen bij Long COVID, maar verder onderzoek is nodig om deze resultaten te bevestigen.
Reukstoornissen
Een klein onderzoek bij zestien patiënten met aanhoudende reukstoornis na COVID-19 laat zien dat intranasaal insuline een veelbelovende behandeling kan zijn. Na een maand verbeterden de reukscores. Insuline activeert receptoren in de hersenen die mogelijk betrokken zijn bij het proces van geurperceptie. Bovendien kan insuline de aanmaak van groeifactoren stimuleren, wat kan leiden tot herstel van de reukmucosa (het weefsel in de neus dat geuren detecteert).
Een gerandomiseerde studie onderzocht het effect van palmitoylethanolamide en luteoline (PEA-LUT), gecombineerd met reuktraining, op het herstel van het reukvermogen bij mensen met langdurige reukproblemen na COVID-19. Deze combinatie van PEA-LUT en reuktraining is effectiever in het herstellen van reukstoornissen dan alleen reuktraining. De combinatie van PEA-LUT en reuktraining lijkt te werken door een neurobeschermend effect (het beschermen van zenuwcellen in de neus en hersenen), een ontstekingsremmend effect door het remmen van de activiteit van microglia (immuuncellen in de hersenen) en door verlaging van oxidatieve stress (schadelijke reactieve zuurstofcomponenten, die bijdragen aan schade en ontsteking).
Lopende studies
In Fig. 1 staat een reeks van mogelijke behandelingen die op basis van hun werkzaamheid en de primaire oorzaken van LC theoretisch effectief zouden kunnen zijn, zoals virusremmers, medicijnen tegen andere virussen die soms weer actief worden (bijvoorbeeld het Epstein-Barr-virus), immuunremmers (bijvoorbeeld JAK-STAT-remmers) en immuunmodulators, die het immuunsysteem ‘resetten’. Er zijn diverse RCTs gestart of aangemeld die gericht zijn op dergelijke potentiële behandeling van LC (Yong, 2023; Scheibenbogen, 2023). Een drietal interessante lopende studies is al opgenomen in Tabel 1.
In Nederland wordt het RECLAIM-onderzoek uitgevoerd onder toezicht van het UMC Utrecht en beheerd door ECRAID[6]. Professor Marc Bonten en professor Janneke van de Wijgert (UMC Utrecht) werken hierbij samen met andere onderzoekers uit verschillende Europese landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, Italië en Spanje. De voorbereidende administratieve fase van het onderzoek werd gefinancierd door de Stichting Long COVID (zie ‘Biomedisch onderzoek’). Het RECLAIM-onderzoek is een adaptieve platformstudie die tot doel heeft de effectiviteit en veiligheid van meerdere potentiële behandelingen voor Long COVID-symptomen gelijktijdig te evalueren. Deze medicijnen (repurposed drugs) hebben in eerdere studies bij acute COVID-19 veelbelovende resultaten laten zien, maar hun effect op Long COVID-klachten is nog onbekend. Dit type onderzoek maakt het mogelijk om verschillende therapieën tegelijkertijd te testen en, indien nodig, aanpassingen te doen op basis van tussentijdse bevindingen. In 2024 is gestart met twee middelen waarvan de effectiviteit bij LC wordt vergeleken met gebruikelijke zorg:
Metformine: Verbetert de suikerhuishouding en remt ontsteking. Al vijftig jaar in gebruik als medicijn tegen diabetes. Een recente studie suggereert dat behandeling met Metformine de kans op het ontwikkelen van Long COVID met 40% kan verminderen vergeleken met een placebo (Bramante, 2023, 2024). Een verklaring hiervoor is dat metformine niet alleen de metabole functie kan verbeteren, maar ook ontstekingsremmende en virusremmende eigenschappen lijkt te hebben (Bramante, 2024). In deze studie richtte men zich op volwassenen met overgewicht of obesitas. Dus verdere onderzoeken zijn nodig zijn om de effectiviteit van metformine bij andere populaties te bepalen.
Colchicine: Een ontstekingsremmend middel dat onder andere wordt gebruikt bij de behandeling van jicht.
Onlangs is door ZonMW[7] via het ministerie van VWS ook de financiering goedgekeurd voor het testen van een derde medicijn binnen dit RECLAIM-project en voor een aantal andere potentiële behandelingen van LC (ZonMW, 2024):
Minocycline (RECLAIM-MP): Remt ontsteking, ook in het centrale zenuwstelsel. Een placebovergelijkende studie.
Sonlicromanol (Amsterdam UMC): Een dubbelblinde, placebovergelijkende RCT. In eerdere klinische studies heeft sonlicromanol positieve effecten laten zien op verschillende symptomen van mitochondriële ziekten, waaronder verbeteringen in cognitieve functies, stemming, pijn en vermoeidheid. De onderzoeksgroep heeft bij LC-patiënten ook een afwijkende bouw en functie van de mitochondriën (‘energiefabriekjes’) gevonden. In dit onderzoek kijkt men daarom of sonlicromanol ook bij LC-patiënten de vermoeidheid en PEM kan verminderen.
Immunoadsorptie bij auto-immuun LC (Amsterdam UMC): Bij LC-patiënten met ziekmakende autoantistoffen willen de onderzoekers deze autoantistoffen met immunoadsorptie wegfilteren.
Niet-invasieve hersenstimulatie (Amsterdam UMC): Hersenscantechnieken en bloedbiomarkers hebben verminderde doorbloeding en ontstekingen in de hersenen aangetoond bij LC. Deze verstoringen kunnen ernstige cognitieve problemen en vermoeidheid goed verklaren. In deze RCT wordt onderzocht of deze klachten bij LC-patiënten kunnen verminderen met een zeer nauwkeurige gepersonaliseerde hersenstimulatietechniek.
IDO2-remmer pilotstudie (Amsterdam UMC): Een lang aanhoudende IDO2-activiteit bij LC-patiënten geeft hoge kynureninespiegels die weer aanleiding kunnen zijn tot cognitieve symptomen, PEM en ontstekingen. Een IDO2-remmer kan daarom effectief zijn bij het verhelpen van deze klachten.
Fluvoxamine (Amsterdam UMC): Deze SSRI (selectieve serotonineheropnameremmer) kan mogelijk LC-klachten verminderen door zijn regulerende effect op verschillende systemen die verstoord kunnen zijn bij LC, zoals het (neuro-)immuunsysteem, de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as en de omzetting van tryptofaan in serotonine.
POTS-behandeling: Propranolol, ivabradine, en pyridostigmine versus placebo: een dubbelblinde, vergelijkende RCT. In deze studie wordt gekeken welk middel het beste werkt bij houdingsklachten (met name versnelde hartslag) door POTS.
[1] Paxlovid is een combinatie van 2 tabletten:
Nirmatrelvir: blokkeert het enzym 3CL protease. Dat enzym is nodig voor de replicatie van het virus
Ritonavir: vertraagt de afbraak van nirmatrelvir in het lichaam waardoor de werking ervan verlengd wordt
[2] De placebobehandeling bestond uit een combinatie placebo- en ritonavirtabletten
[3] CRISPR (Clustered Regularly Interspaced Short Palindromic Repeats) is een genbewerkingstechnologie waarmee wetenschappers DNA nauwkeurig kunnen aanpassen. Het wordt vaak vergeleken met een moleculaire schaar die specifieke stukjes DNA kan knippen en vervangen
[4] Meta-analyse is een overzichtsstudie waarbij resultaten van verschillende studies over één onderwerp worden onderzocht en ook kwantitatief worden gebundeld
[5] Verhogen de serotoninespiegel in het bloed
[6] ECRAID is European Clinical Research Alliance on Infectious Diseases
[7] ZonMw staat voor ‘de Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie’ en financiert onder andere medisch wetenschappelijk onderzoek